Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3359

Datum uitspraak2002-05-29
Datum gepubliceerd2002-05-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/126039-96(ontnemingszaak)
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/126039-96 (ontnemingszaak) Datum uitspraak: 29 mei 2002 op tegenspraak (raadsman gemachtigd) VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer "Geldnet", op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de st[ ]dachte] met parketnummer 13/126039-96, tegen: [ ][verdachte], geboren te Amsterdam op 30 juni 1969, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzittingen van 3 en 4 december 2001, 18 januari 2002, 4 februari 2002 en 14 en 15 mei 2002. De rechtbank heeft voorts ambtshalve acht geslagen op de inhoud van het na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting gewezen vonnis van deze rechtbank van 29 mei 2002 in de strafzaak onder voornoemd parketnummer tegen [verdachte] voornoemd. 1. De vordering De vordering van de officier van justitie d.d. 14 november 2001 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van ƒ 1.893.423,00 (€ 859.197,90), naar de rechtbank begrijpt, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 jaren hechtenis. Bij requisitoir heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd in dier voege dat hij het maximumbedrag stelt op € 400.752,25. Uiteindelijk heeft de officier van justitie - rekening houdend met de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen - het voordeelsbedrag gesteld op een bedrag van € 380.851,31 en daarvan de toewijzing gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1500 dagen hechtenis. 2. Voorvragen. =========== 3. Grondslag van de vordering. [verdachte] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 29 mei 2002 vrijgesproken van de hem telastegelegde feiten. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 4. Beslissing: Wijst af de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van Dijk, voorzitter, mrs. R.A. Sipkens en R. de Ruijter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van der Veer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2002.